Zoekopties
Home Media Explainers Onderzoek & publicaties Statistieken Monetair beleid De euro Betalingsverkeer & markten Werken bij de ECB
Suggesties
Sorteren op
Christine Lagarde
The President of the European Central Bank
  • TOESPRAAK

De kracht van ideeën ontsluiten

Toespraak door Christine Lagarde, president van de ECB, aan Yale University in New Haven, VS

New Haven, VS, 22 april 2024

Het is een genoegen om hier te zijn.

De Yale Jackson School of Global Affairs trekt de scherpste geesten van elke generatie aan, vormt hun talent en inspireert hen tot uitzonderlijke carrières in diplomatie en de publieke dienst.

En aan inspiratie geen gebrek als je studeert aan Yale. Hier vlakbij – veilig opgeborgen in de Sterling Memorial Library in het hart van de campus van Yale – bevinden zich de papieren van de eerste Amerikaanse diplomaat, Benjamin Franklin.

Franklin was van alles: ambassadeur in Frankrijk, wetenschapper, uitvinder, schrijver en uitgever, om maar wat te noemen, maar bovenal was hij een man met ideeën. Als jongeman van ongeveer jullie leeftijd begreep Franklin de kracht van ideeën.

“Al onze ideeën worden eerst opgepikt door de zintuigen en ingeprent in ons brein. En door observatie en ervaring neemt hun aantal toe,” schreef hij. En dan worden ze het voorwerp van het handelen van de ziel.”[1]

Ideeën inspireren ons handelen en helpen ons groeien. Dit kan persoonlijke groei zijn – door te studeren leren studenten bijvoorbeeld de juiste beslissingen te nemen gedurende hun toekomstige carrière. Maar ook groei van de maatschappij: ideeën helpen onze economieën vooruit.

De afgelopen decennia konden ideeën vrijelijk stromen, want er waren wereldwijd weinig barrières. Geavanceerde economieën deelden hun technologieën met opkomende economieën, en opkomende economieën deelden hun goedkopere factorkosten met ons – dit proces kennen we als ‘globalisering’.

Maar de afgelopen jaren is de wereldwijde economische orde veranderd.

We zien nu dat voorheen opkomende economieën vooroplopen in een aantal geavanceerde technologieën. En we zien dat de globalisering wordt teruggedraaid, en dat de toegang tot de hulpbronnen waarvan geavanceerde technologieën afhankelijk zijn in het gedrang komt.

De vraag is dan ook: hoe kunnen we in deze nieuwe wereld allemaal floreren?

Ik zal vandaag betogen dat het belangrijkste ingrediënt voor onze welvaart hetzelfde is gebleven: nieuwe ideeën genereren en delen.

Maar de geschiedenis leert dat ideeën de groei pas kunnen stimuleren als we de juiste omstandigheden creëren om het volledige potentieel ervan te ontsluiten, en als we de knelpunten wegwerken die hun in de weg staan.

Dit is de uitdaging waar we allemaal voor staan in deze nieuwe wereld. Vandaag concentreer ik me op wat deze uitdaging betekent voor onze economieën en in het bijzonder voor Europa.

De kracht van ideeën door de geschiedenis heen

De geschiedenis van de menselijke vooruitgang is bepaald door technologische doorbraken onder impuls van ideeën. Maar ideeën vertalen zich niet meteen in economische welvaart.

Neem de drukpers van Johannes Gutenberg – een ingenieus apparaat dat metalen vormen voor het gieten van letters combineert met een op olie gebaseerde inkt en technieken uit de wijnproductie.[2]

De drukpers maakte het produceren van boeken goedkoper en sneller en lag daarmee aan de basis van een communicatietechnologie die de wereld zou veranderen. Een originele Gutenberg-bijbel is trouwens te bewonderen in het prachtige decor van de Beinecke Rare Book and Manuscript Library in Yale.

Maar de drukpers werd uitgevonden in een tijd dat de geletterdheid nog op een uiterst laag peil stond, ongeveer 9% in Gutenbergs geboorteland Duitsland.[3] De uiteindelijke voordelen waren afhankelijk van de toenemende geletterdheid in de daaropvolgende eeuwen, toen goedkopere en steeds talrijker boeken ook de kosten voor het leren verlaagden. Landen waar de geletterdheid snel toenam profiteerden van hogere economische groei en bbp per hoofd van de bevolking dan de achterblijvers – een correlatie die tot op de dag van vandaag bestaat.[4]

De afgelopen eeuwen hebben we vastgesteld dat drie voorwaarden vervuld moeten zijn om het volle potentieel van ideeën te bereiken: vertaling, verspreiding en ambitie.

Vertaling is het vermogen om ideeën te vertalen naar maatschappelijk bruikbare projecten. En de geschiedenis leert ons dat dit vermogen afhangt van de aanwezigheid van de juiste economische ecosystemen op belangrijke gebieden zoals financiën en de levering van inputs.

Tot het begin van de 17e eeuw werd de financiering van nieuwe ideeën bijvoorbeeld ernstig belemmerd door onderontwikkelde financiële markten. Een belangrijke kentering was dat rond deze tijd de moderne vennootschap op aandelen ontstond, met beperkte aansprakelijkheid voor de aandeelhouders.[5]

Plots konden grote hoeveelheden kapitaal worden aangetrokken voor de financiering van gedurfde plannen, denk aan de uitbreiding van wereldwijde scheepvaartroutes van oost naar west die de aanvoer van grondstoffen vergemakkelijkte. Economieën met veel aandelenvennootschappen groeiden doorgaans sneller.[6]

Economische infrastructuren kunnen de weg vrijmaken voor ideeën, maar het omgekeerde is ook waar. De aanleg van spoorwegen op het Amerikaanse continent bleek een enorme stimulans voor de ontwikkeling van de kapitaalmarkten van het land.[7]

Maar om ideeën echt op macroniveau te ontsluiten is ook verspreiding nodig. Technologieën moeten zich in een economie verspreiden en op grote schaal ingang vinden.

De geschiedenis leert dat schaalgrootte een belangrijke factor is bij de verspreiding van ideeën, met andere woorden: het opereren in een grote, geïntegreerde markt. Schaalgrootte moedigt bedrijven aan om nieuwe technologieën te ontwikkelen, zodat ze de productie kunnen opvoeren en de kosten per eenheid product verlagen.

Het duidelijkste voorbeeld van het effect van schaalgrootte vinden we in de Verenigde Staten. De grondwet verenigde dertien verschillende koloniën, maar de economische ontwikkeling van het land zou uiteindelijk afhangen van de interpretatie ervan, in het bijzonder van de zogenoemde handelsclausule.

Een cruciaal moment was de beslissing van het Hooggerechtshof in de zaak Gibbons v. Ogden in 1824, waarin het hof het recht van het Congres bekrachtigde om de handel tussen de staten te reguleren en zo een einde te maken aan door afzonderlijke staten verleende monopolies die de Amerikaanse markt dreigden te versnipperen.

Deze beslissing hielp een echte nationale economie tot stand te brengen en maakte het mogelijk ideeën van Amerikaanse ondernemers te verspreiden en tot bloei te brengen. Volgens verschillende schattingen is het bbp per hoofd van de Amerikaanse bevolking tussen 1800-1820 en 1820-1840 minstens verdubbeld.[8]

In veel van deze gevallen kwam de verandering echter niet vanzelf. Dat gebeurde door de ambitie van ondernemers, economen, juristen en beleidsmakers, hun moed bij het overwinnen van hindernissen voor de vooruitgang en hun vermogen om anderen te inspireren om hun visie te volgen.

De aard van deze ambitie is altijd met de tijd geëvolueerd.

In de negentiende eeuw hadden afgelegen staten in de Verenigde Staten behoefte aan visionaire ondernemers zoals Cornelius Vanderbilt, wiens spoorwegen de economie van het land hielpen verenigen. Maar toen spoorwegmagnaten monopolies instelden die het algemeen belang ondermijnden was de ambitie van beleidsmakers als Theodore Roosevelt cruciaal om deze te breken en de concurrentie te bevorderen.

Wat werkelijk de groei bevordert is het samengaan van deze drie krachten: wanneer ideeën zich vertalen in innovaties, innovaties zich verspreiden naar productiviteitsgroei en onze samenlevingen de nodige ambitie hebben om barrières weg te nemen.

De kracht van ideeën vandaag

Dit brengt me bij onze tijd.

Naarmate onze economieën groeien, verandert het relatieve belang van de verschillende krachten die de groei stimuleren.[9] Opkomende economieën met een grote technologische achterstand kunnen eerst arbeid en later kapitaal inzetten om hun achterstand in te lopen.

Maar in volwassen, geavanceerde economieën zijn het vooral productiviteitsstijgingen die de groei stimuleren. Productiviteit draait vooral om ideeën.

In de meeste geavanceerde economieën vertraagt de productiviteitsgroei echter al enige tijd. Deze groeivertraging leidde in de jaren 2010 tot een debat tussen ‘technopessimisten’, die geloofden dat de meeste baanbrekende ideeën achter ons lagen, en ‘techno-optimisten’, die geloofden dat we aan de vooravond stonden van een nieuwe technologische revolutie.

De ontwikkelingen van de afgelopen jaren wijzen erop dat de optimisten het wellicht bij het juiste eind hadden. Net als in de tijd van Gutenberg staan nieuwe revolutionaire technologieën zoals kunstmatige intelligentie (AI) en robotica op het punt onze samenleving te transformeren. Uit een studie blijkt dat generatieve AI alleen de wereldeconomie jaarlijks met bijna USD 4,5 biljoen kan doen groeien, ongeveer 4% van het wereldwijde bbp.[10]

Het goede nieuws voor de wereldwijde productiviteitsgroei is dat we deze nieuwe ideeën in alle grote economieën tot bloei zien komen, een directe erfenis van de onderlinge banden die werden gesmeed tijdens het tijdperk van de globalisering. En in tegenstelling tot wat sommigen misschien geloven, heeft Europa eigenlijk alles mee om van deze ideeën te profiteren.

De Europese Unie maakt minder dan 7% van de wereldbevolking uit, maar is goed voor ongeveer een vijfde van de wereldwijd meest geciteerde publicaties, octrooien en onderzoek[11]. Deze innovatieve activiteiten omvatten belangrijke sectoren zoals AI en machine learning.

Volgens een studie trekt Europa meer AI-talent aan dan de Verenigde Staten, met meer dan 120.000 werknemers die actief zijn in AI, en vorig jaar was Europa goed voor een derde van het totale aanloopkapitaal dat in de twee economieën in AI en machine learning wordt geïnvesteerd.[12]

Onze regio heeft ook veel innovatieve bedrijven in andere hoogtechnologische sectoren. Europese productiebedrijven staan vaak aan de wereldtop, bijvoorbeeld in de productie van fotolithografiemachines voor geavanceerde chips of in industriële robotica. Het Europese aandeel in de markt voor dergelijke robots is zelfs dubbel zo groot als dat van China en meer dan dertig keer zo groot als dat van de Verenigde Staten.[13]

En veel van Europa’s meest succesvolle bedrijven zijn niet eens beursgenoteerd. Van de 2.700 ‘verborgen kampioenen’ wereldwijd – dat wil zeggen kleine en middelgrote ondernemingen die wereldleider zijn in hun nichemarkten – is meer dan de helft te vinden in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland.[14]

Maar naarmate de globalisering afneemt en de technologische verandering versnelt, krijgen alle economieën te maken met knelpunten bij het omzetten van deze ideeën in duurzame productiviteitsgroei.

En deze knelpunten vinden we op dezelfde drie terreinen die in de geschiedenis steeds cruciaal zijn gebleken voor het ontsluiten van het potentieel van ideeën: vertaling, verspreiding en ambitie.

De vraag is dus: hoe kunnen we die knelpunten wegwerken?

De knelpunten wegwerken

Vertaling

Laat ik beginnen met het eerste knelpunt, vertaling.

Om nieuwe ideeën te vertalen naar producten en diensten voor de markt hebben we economische ecosystemen nodig die zijn afgestemd op de specifieke eisen van de huidige technologieën.

We hebben financiële stelsels nodig die ons in staat stellen om massaal te investeren in innovatieve bedrijven.

Sectoren zoals AI hebben bijvoorbeeld veel beginkapitaal nodig om rekenkracht en servercapaciteit op te bouwen. Volgens kopstukken uit de sector zullen de kosten voor het trainen van AI-modellen binnen een jaar vertienvoudigen en kunnen ze binnenkort oplopen tot USD 5 à 10 miljard.[15]

Daarnaast hebben we zekere toegang nodig tot een breed scala aan natuurlijke hulpbronnen.

Het Internationaal Energieagentschap (IEA) schat dat het trainen van één AI-model meer elektriciteit verbruikt dan 100 Amerikaanse huishoudens in een heel jaar.[16] En aangezien we onze transportsystemen elektrificeren en investeren in technologieën voor hernieuwbare energie, kan de wereldwijde vraag naar zeldzame aardmetalen tussen nu en 2040 drie tot zeven keer groter worden.[17]

Van al onze economieën wordt dus proactief optreden gevraagd om ervoor te zorgen dat deze ecosystemen er komen. In Europa staan we daarbij echter voor twee specifieke uitdagingen.

Ten eerste hebben we een grote financiële sector, die mede leunt op de hoge spaarquote van Europese huishoudens. Maar intermediatie neemt in Europa vooral de vorm aan van bankleningen; de kapitaalmarkten, die obligaties en aandelen uitgeven, spelen slechts een bescheiden rol.

Bankkrediet werkt goed bij gevestigde bedrijven, zoals de traditionele Europese maakindustrie. Die vormen voor de bank een vrij klein risico en kunnen ruim voldoende zekerheid stellen. Het werkt daarentegen niet zo goed bij het soort jonge, risicovolle bedrijven dat doorgaans voor radicale innovatie zorgt.

Innovatieve bedrijven moeten aan voldoende risicokapitaal kunnen komen. Daarvoor is een grote risicokapitaalsector nodig die hen kan ondersteunen totdat ze naar de beurs gaan. Maar in Europa is ongeveer tien keer minder risicokapitaal beschikbaar dan in de Verenigde Staten,[18] wat betekent dat zelfs bedrijven die in het beginstadium financiële steun vinden, minder steun krijgen wanneer ze de groeifase bereiken. Gemiddeld krijgt een door risicokapitaal ondersteund bedrijf in de EU gedurende zijn bestaan ongeveer vijf keer minder financiële steun dan zijn Amerikaanse tegenhangers.[19]

Door dit verschil zien Europese ondernemers zich vaak gedwongen naar het buitenland te gaan voor de nodige financiering – en soms nemen ze hun ideeën mee. Dit is een belangrijke reden dat Europa vorig jaar maar USD 1,7 miljard in generatieve AI investeerde, tegenover USD 23 miljard aan investeringen door risicokapitaal en private equity in de VS.[20]

Ten tweede is Europa niet gezegend met veel natuurlijke hulpbronnen, waardoor we sterk afhankelijk zijn van import.[21] Die afhankelijkheid maakt ons kwetsbaar in een deglobaliserende wereld en een veranderend geopolitiek landschap.

De meedogenloze Russische invasie in Oekraïne, waardoor de gasleveringen aan Europa bijna volledig tot stilstand kwamen, laat zien wat er op het spel staat. Hoewel we erin geslaagd zijn Rusland door andere leveranciers te vervangen, heeft dit alles voor onze bedrijven een aanzienlijk kostennadeel veroorzaakt.

Voor de pandemie betaalden Europese bedrijven 1,7 keer zoveel voor elektriciteit als Amerikaanse bedrijven en 1,2 keer zoveel als Chinese. Dat is nu respectievelijk 2,5 en 2,3 keer zoveel.

In beide gevallen werkt Europa echter aan oplossingen voor deze nadelen. Zoals de voormalige Franse president, Valéry Giscard d’Estaing, gezegd schijnt te hebben: “We hebben misschien geen olie, ideeën hebben we wel.”

Waar we maar kunnen werken we intern aan de opbouw van de ecosystemen die we nodig hebben. Deze week nog hebben de Europese leiders afgesproken door te gaan met de ontwikkeling van de Europese kapitaalmarktenunie, waarbij sterk de nadruk wordt gelegd op de verbetering van de voorwaarden voor de financieringsmogelijkheden van Europese scale-ups.[22]

We halen ook de investeringen in hernieuwbare energie naar voren om op termijn voor onze energie minder afhankelijk van derden te worden. Maar dit proces kost tijd en we moeten realistisch blijven.

In de tussentijd moeten we misschien een nog groter beroep doen op landen die over de benodigde hulpbronnen beschikken. Zo komt 80% van het wereldwijde aanbod van zeldzame aardmetalen momenteel uit slechts drie landen.[23]

Maar we werken ook aan diversifiëring van het aanbod. Dat doen we samen met vrienden en bondgenoten die voor vergelijkbare uitdagingen staan, zoals de Verenigde Staten. Zo is de EU van plan een investeringspool op te richten voor kritieke grondstoffen, en we nodigen partners die onze zorgen op het gebied van geopolitiek en economische zekerheid delen uit om daaraan mee te doen.[24]

Verspreiding

Maar als ideeën eenmaal op de markt gebracht zijn, moeten ze verspreid worden. Vergeet niet dat groei op lange termijn niet alleen wordt veroorzaakt door innovatieve superbedrijven, maar ook doordat innovaties op grote schaal onder minder productieve bedrijven verspreid worden.

De verbreiding van technologie heeft in het verleden altijd sterk geprofiteerd van vrijhandel, vooral tussen onze twee economieën. Uit analyses blijkt bijvoorbeeld dat innovaties in de Europese industrie drie tot vier jaar later doorwerken dan in de Amerikaanse industrie.[25]

Uit onderzoek blijkt echter dat het tempo waarmee innovaties worden overgenomen in de geavanceerde economieën de afgelopen decennia is gedaald[26], een tendens die mogelijk deels samenhangt met de aard van de digitale economie, waar vaak ‘winner-takes-the-most’-markten ontstaan.[27]

En in het specifieke geval van Europa is wordt trage verspreiding mede veroorzaakt door het feit dat Europa, anders dan de Verenigde Staten, de schaalvoordelen van een economie van continentaal formaat nog niet volledig benut.

We hebben in Europa een bedrijfsmodel ontwikkeld dat voor een grote economie ongewoon sterk leunt op export naar andere grote economieën, ook van de kapitaalgoederen waarmee zij hun eigen schaalvoordelen kunnen benutten. Meer dan een derde van het bbp-aandeel van onze verwerkende industrie wordt buiten de EU geabsorbeerd, vergeleken met ongeveer een kwart voor China en slechts een vijfde voor de Verenigde Staten.[28]

Maar we hebben onze eigen schaalgrootte nog niet optimaal ingezet om onze bedrijven te stimuleren meer technologie te gebruiken. We hebben meer dan 445 miljoen consumenten en 23 miljoen bedrijven,[29] en toch hebben we nog altijd een versnipperde interne markt, vooral voor diensten.[30] De handel in diensten binnen de EU maakt slechts zo’n 15% van het bbp uit, tegenover meer dan 50% voor goederen.[31]

Voor dit onbenutte potentieel betalen we een hoge prijs aan gederfde groei en productiviteitswinst. Volgens één raming laten we door de handelsbelemmeringen die de EU nog altijd kent ongeveer 10% van ons potentiële bbp onbenut. [32]

Het tast bovendien ons concurrentievermogen aan. We zien nu dat andere grote economieën de combinatie van technologie en schaal gebruiken om sneller vooruitgang te boeken in belangrijke sectoren. China loopt momenteel misschien al voorop bij 37 van de 44 kritieke technologieën, waaronder elektrische batterijen, hypersonica en geavanceerde hoogfrequente communicatie zoals 5G en 6G.[33]

Maar ook op dit vlak neemt Europa maatregelen om beperkingen op te heffen. Vorige week verwelkomden de Europese leiders een belangrijk nieuw rapport over de interne markt, waarin wordt opgeroepen tot het wegnemen van de resterende belemmeringen voor grensoverschrijdende dienstverlening en tot een ‘beleidsverandering’, in lijn met de nieuwe geopolitieke en concurrentieverhoudingen.[34]

Ook hier hebben Europa en de Verenigde Staten een gemeenschappelijk belang om samen te werken, met name door een gelijk speelveld te creëren voor landen die zich aan de regels houden, en tegelijkertijd krachtig op te treden wanneer die regels worden overtreden om een oneerlijk voordeel te creëren.[35]

We moeten, met andere woorden, niet verwikkeld raken in een subsidiewedloop tussen onze economieën, dat leidt slechts tot een negatieve spiraal. In plaats daarvan moeten we ervoor zorgen dat we ons collectieve gewicht in de internationale handel gebruiken om concurrentieverstorende praktijken te ontmoedigen en tegelijkertijd de vrije uitwisseling van ideeën onderling vergroten – een win-winsituatie.

Ambitie

Kunnen we dit alles ook bereiken? Dat is uiteindelijk een kwestie van ambitie, en ambitie is het laatste knelpunt dat we moeten oplossen.

Het leiderschap is de laatste jaren vaak reactief van aard geweest. En dat is ook wel enigszins te begrijpen in tijden van min of meer permanente crisis, waarin de ene schok op de andere volgt: de pandemie was nog niet voorbij of er brak oorlog uit.

Maar reactief leiderschap volstaat niet langer.

Crises zijn steeds vaker wereldwijde crises die een ongekende mate van coördinatie vereisen tussen verschillende sectoren van de samenleving. Tegelijkertijd ontwikkelt de wereld zich in een richting die dergelijke samenwerking alleen maar bemoeilijkt.

Daarom hebben we behoefte aan proactief leiderschap, waarbij wij de gebeurtenissen sturen en er niet alleen op reageren. Daartoe moet onze ambitie fors omhoog.

De geschiedenis van Europa bevat veel voorbeelden van zulk leiderschap en hoe effectief dat kan zijn. In de jaren vijftig, een tijd van tekorten en rantsoenering, begon Europa gemeenschappelijke toeleveringsketens op te bouwen en de productie van inputfactoren zoals kolen en staal te bundelen.

In het midden van de jaren tachtig, toen het potentieel van de toenmalige gemeenschappelijke markt was uitgeput, zette Europa een nieuwe stap door de interne markt tot stand te brengen en de groei nieuw leven in te blazen.

En in de jaren negentig, toen de wisselkoersvolatiliteit de stabiliteit van onze valuta’s bedreigde, hebben we de monetaire unie ingevoerd om onze interne markt te verankeren.

Daarmee hebben we bereikt wat velen voor onmogelijk hadden gehouden en hebben we geleidelijk een continent verenigd dat door twee wereldoorlogen was verscheurd.

Als ik vandaag naar de geavanceerde economieën kijk, ben ik ervan overtuigd dat onze leiders begrijpen wat er van hen wordt verlangd. Zowel de CHIPS Act als de Inflation Reduction Act in de Verenigde Staten versnellen de invoering van nieuwe technologie. Ik heb al veel initiatieven genoemd die in Europa in de maak zijn, en er zijn er nog veel meer die ik niet heb genoemd.

Maar als ik me nu even tot Europa beperk, dan put ik hoop uit het feit dat, anders dan na de grote financiële crisis, zowel leiders als burgers het eens zijn over wat er moet gebeuren.

We beseffen dat we onszelf niet langer kunnen zien als een losse club van onafhankelijke economieën. In een wereld die uiteenvalt in geopolitieke blokken rond de grootste economieën is dat een achterhaald gezichtspunt. We weten ook dat we onszelf moeten gaan zien als één grote economie met voornamelijk gedeelde belangen.

Deze andere manier van kijken brengt ook een bundeling van krachten op andere gebieden met zich mee.

We worden geconfronteerd met de stijgende kosten van een vergrijzende bevolking, de klimaattransitie en veranderingen in onze veiligheid die we alleen samen kunnen opbrengen. Als we dat niet doen, staan we voor een aantal moeilijke keuzes tussen het handhaven van ons sociale model, het verwezenlijken van onze klimaatambities en een leidende rol in de wereld.

Door als EU onze productiviteitsgroei te verhogen en onze krachten te bundelen op gebieden waar onze prioriteiten overeenkomen, zoals defensie en de groene transitie, kunnen we de gewenste resultaten boeken op een manier die efficiënt genoeg is om elders geen offers te moeten brengen.

Ja, daarvoor kan het nodig zijn een aantal zeer oude taboes te slechten. Maar nood breekt wet, of zoals de Fransen zeggen: “nécessité fait loi”.

De Europese burgers begrijpen deze realiteit, zelfs nu het populisme toeneemt.

De ene opiniepeiling na de andere wijst uit dat de Europeanen denken dat samenwerken de zekerste weg is naar welvaart en veiligheid.

Meer dan twee derde van de EU-burgers vindt de EU een oord van stabiliteit in een roerige wereld,[36] meer dan driekwart is voorstander van een gemeenschappelijk defensie- en veiligheidsbeleid,[37] en acht op de tien zijn het erover eens dat de EU massaal moet investeren in gebieden als hernieuwbare energie.[38] En in het eurogebied is de steun voor onze gemeenschappelijke munt bijna nooit zo groot geweest.[39]

Daarom kan ik hier vandaag mijn overtuiging uitspreken dat de ambitie van onze beleidsmakers en de wil van de Europese burgers overeenkomen en dat we de knelpunten die ons ervan weerhouden ons potentieel optimaal te benutten, zullen oplossen.

Conclusie

Ik kom tot mijn conclusie.

De wereldeconomie bevindt zich op een keerpunt en oude realiteiten maken plaats voor nieuwe onzekerheden.

Maar hoeveel er ook verandert, sommige dingen blijven altijd gelijk. Dé manier om toekomstige groei te stimuleren is door nieuwe ideeën te produceren en de omstandigheden te creëren waarin die tot bloei kunnen komen en zich door onze economie kunnen verspreiden.

Daartoe moet Europa belangrijke knelpunten aanpakken bij het vertalen van ideeën, het verspreiden van innovaties en het ambitieniveau. Dat wordt geen gemakkelijke klus. Maar we praten al veel te lang over deze problemen zonder concrete maatregelen te nemen om ze op te lossen. Zoals Benjamin Franklin ooit zei: “Goed gedaan is beter dan goed gesproken.”[40]

Uiteindelijk staan we voor een eenvoudige keuze: we nemen deze knelpunten weg of we worden erdoor verstikt. Gezien het gevoel van urgentie, de steun voor actie en de eensgezindheid over wat Europa moet doen, weet ik aan welke kant ik sta. En ik ben ervan overtuigd dat we kunnen slagen.

Dank u wel.

  1. Franklin, B. (1725), ‘A Dissertation on Liberty and Necessity, Pleasure and Pain’.

  2. Manguel, A. (1997), A history of reading.

  3. Literacy rate, 1475 to 2022’ in Our world in data.

  4. Literacy rate vs. GDP per capita, 2022’, in Our world in data.

  5. Ferguson, N. (2008), The ascent of money: a financial history of the world.

  6. Het succes van deze vennootschappen heeft bovendien aantoonbaar bijgedragen tot wat sommige economische historici de ‘grote divergentie’ tussen een dynamisch Europa en de rest van de wereld hebben genoemd. Een kort overzicht van de grote divergentie, een begrip dat een debat onder economische historici heeft uitgelokt – is te vinden in Allen, R.C. (2011), The great divergence, Oxford University Press.

  7. Zoals onlangs besproken in Lagarde, C. (2023), ‘Een kantiaanse verschuiving voor de kapitaalmarktenunie’, toespraak op het European Banking Congress, 17 november.

  8. In prijzen van 1840. Zie Weiss, T.J. (1992), ‘U.S. Labor Force Estimates and Economic Growth, 1800-1860’, in R.E. Gallman en J.J. Wallis (red.), American Economic Growth and Standards of Living before the Civil War, Chicago University Press.

  9. Zoals voorgesteld in het groeimodel van Solow.

  10. McKinsey Digital (2023), ‘The economic potential of generative AI: The next productivity frontier’, 14 juni.

  11. Europese Commissie (2023), ‘Long-term competitiveness of the EU: looking beyond 2030’, 16 maart

  12. Atomico (2023), ‘State of European Tech 23’.

  13. Europese Commissie (2023), ‘AI Watch - Evolution of the EU market share of Robotics’, JRC Technical Reports, 14 april.

  14. Simon, H. (2012), Hidden Champions – Aufbruch nach Globalia: Die Erfolgsstrategien unbekannter Weltmarktführer, Campus Verlag, Frankfurt/New York.

  15. The New York Times (2024), ‘Transcript: Ezra Klein Interviews Dario Amodei’, 12 april.

  16. IEA (2023), “Why AI and energy are the new power couple”, 2 november.

  17. IEA (2021), ‘The Role of Critical Minerals in Clean Energy Transitions’, mei.

  18. Risicokapitaal als percentage van het bbp. Zie ECB (2023), The EU’s Open Strategic Autonomy from a central banking perspective – challenges to the monetary policy landscape from a changing geopolitical environment, Occasional Paper Series, nr. 311, Frankfurt am Main, maart.

  19. Europees Investeringsfonds (2023), Scale-up financing gap, 12 september.

  20. McKinsey Global Institute (2024), “Accelerating Europe:Competitiveness for a new era”, 16 januari.

  21. Zo importeert het eurogebied ongeveer twee derde van zijn energie, de Verenigde Staten slechts iets meer dan een vijfde.

  22. Conclusies van de Europese Raad, 17-18 April 2024.

  23. China, Zuid-Afrika en de Democratische Republiek Congo. Zie Europese Commissie (2020), “Study on the EU's list of critical raw materials - Final report".

  24. Raad van de Europese Unie, “Een verordening kritieke grondstoffen voor de toekomst van de Europese toeleveringsketens”.

  25. Internationaal Monetair Fonds (2015), “World Economic Outlook: Uneven Growth: Short-and Long Term Factors”, april.

  26. Calvino, F. en Criscuolo, C. (2022), “Gone digital:Technology diffusion in the digital era”, Brookings Institution, 20 januari.

  27. Schnabel, I. (2024), “From laggard to leader?Closing the euro area’s technology gap”, inaugurele lezing van het EMU Lab, 16 februari.

  28. ECB (2023), op. cit.

  29. Raad van de Europese Unie, “Eengemaakte markt van de EU”.

  30. Ongeveer 70%.

  31. Schnabel, I. (2024), “From laggard to leader?Closing the euro area’s technology gap”, inaugurele lezing voor het EMU Lab van het European University institute, 16 februari.

  32. Veld, J. in ’t (2019), “Quantifying the Economic Effects of the Single Market in a Structural Macromodel”, Discussion Paper Series, Nr. 94, Europese Commissie, februari.

  33. Australian Strategic Policy Institute (2023), “ASPI’s Critical Technology Tracker — The Global Race for Future Power”, 22 september.

  34. Conclusies van de Europese Raad, op. cit.

  35. Europese Commissie (2023), „Commissie start onderzoek naar gesubsidieerde elektrische auto’s uit China”, 4 oktober.

  36. Eurobarometer (2023), “Standard Eurobarometer 100 - Autumn 2023

  37. Eurobarometer (2023), “Standard Eurobarometer 99 - Autumn 2023

  38. Eurobarometer (2023), “Standard Eurobarometer 100 - Autumn 2023

  39. Eurobarometer (2023), “The euro area”.

  40. Franklin, B. (1737), Poor Richard’s Almanack.

CONTACT

Europese Centrale Bank

Directoraat-generaal Communicatie

Reproductie is alleen toegestaan met bronvermelding.

Contactpersonen voor de media