- TOESPRAAK
Van veerkracht naar sterkte: het potentieel van de Europese binnenlandse markt
Toespraak door Christine Lagarde, president van de ECB, op het 35e Frankfurt European Banking Congress
Frankfurt am Main, 21 november 2025
Ik wil graag beginnen met een citaat:
'De wereld om ons heen staat niet stil.
De afgelopen jaren is het wereldwijde klimaat veranderd op een manier die geen van ons had kunnen bedenken. We hebben barsten in de naoorlogse wereldorde gezien, de opkomst van nieuwe – en enkele oude – mogendheden, en snelle technologische veranderingen en onzekere vooruitzichten voor de wereldhandel en financiën.
Onzekerheid tiert welig en conventionele wijsheid wordt op de proef gesteld, in de politiek, in diplomatie en in de economie. En dit dwingt Europa onvermijdelijk om na te denken over de plek die het in de wereld wil innemen en om zijn ambities bij te stellen.’
Dit klinkt misschien als een passage die u dit jaar in veel toespraken hebt gehoord. Maar het komt uit de eerste toespraak die ik als president van de ECB gaf in november 2019 tijdens deze zelfde conferentie.[1]
In die toespraak drong ik erop aan dat Europa zou erkennen dat zijn oude groeimodel – gebaseerd op uitvoergestuurde groei – onder druk kwam te staan.
En ik riep op tot verandering, een verschuiving van de focus naar de ontwikkeling van onze binnenlandse economie als een bron van schokbestendigheid in een onzekere wereld.
Mijn punt was niet om te pleiten voor protectionisme of navelstaren.
Het ging om realiteitszin, de wereld onder ogen zien. En om te beseffen dat we de oplossing in handen hadden: het onbenutte potentieel van onze eigen interne markt gebruiken.
We zijn zes jaar verder en die diagnose is nu nog duidelijker en veelzeggender.
Europa is kwetsbaarder geworden, ook door onze afhankelijkheid van derde landen voor onze veiligheid en de aanvoer van kritieke grondstoffen. De mondiale schokken zijn toegenomen, door stijgende Amerikaanse invoerheffingen, de Russische invasie van Oekraïne en zware concurrentie vanuit China.
Tegelijkertijd heeft onze interne markt stilgestaan, met name op de gebieden die bepalend zullen zijn voor toekomstige groei, zoals digitale technologie en kunstmatige intelligentie, en voor de financiering ervan, zoals de kapitaalmarkten.
Maar zoals Galileo al zei: ‘En toch beweegt ze’. Europa blijft veerkracht tonen en bronnen van sterkte, die zouden kunnen groeien als we ze maar de kans zouden geven.
De vraag die ik vandaag zou willen behandelen is dan ook: hoe kunnen we de stap maken van veerkrachtig maar kwetsbaar naar echt sterk? En wat is ervoor nodig om dat doel te bereiken?
Kwetsbaarheden in het Europese groeimodel
De kwetsbaarheden van Europa vloeien voort uit het feit dat het een groeimodel heeft gericht op een wereld die geleidelijk aan het verdwijnen is.
Als geen andere geavanceerde economie hebben we globalisering omarmd. In de twee decennia voor de pandemie verdubbelde de buitenlandse handel als percentage van het bbp in de EU bijna, terwijl die in de Verenigde Staten nauwelijks bewoog.[2]
Deze diepe integratie leverde aanzienlijke voordelen op: het aantal banen in de uitvoer van de EU[3] steeg met 75% tot bijna 40 miljoen[4] – en gedurende vele jaren vormde dit een bron van schokbestendigheid.
Maar vandaag de dag is diezelfde openheid een kwetsbaarheid geworden. De uitvoer is een veel minder betrouwbare motor van groei geworden, in lijn met het veranderende wereldwijde toneel.
Medio 2023, bijvoorbeeld, verwachtten medewerkers van de ECB nog dat de uitvoer medio 2025 met bijna 8% zou zijn gegroeid. In werkelijkheid is er helemaal geen groei geweest. Verwacht wordt dat de uitvoer de komende twee jaar de groei zelfs zal afremmen.[5]
Dit werd het sterkst gevoeld in landen met een grote verwerkende industrie, die te kampen hebben gehad met een langdurige daling van de industriële productie.
Als gevolg daarvan is de groei in het eurogebied ongelijker geworden.
Tegelijkertijd heeft dit uitvoergestuurde groeimodel geresulteerd in een aanhoudend overschot op de lopende rekening, waardoor we steeds meer afhankelijk zijn geworden van andere landen voor het genereren van onze rijkdom, met name de Verenigde Staten.
Voor ingezetenen van het eurogebied bestaat inmiddels bijna 10% van hun totale beleggingen in effecten uit Amerikaanse aandelen, in totaal € 6,5 biljoen, ongeveer twee keer zo veel als eind 2015.[6]
Dit was een rationele respons: de Amerikaanse markten leveren sinds 2000 ongeveer vijf keer meer rendement op dan Europese. Maar het heeft geleid tot een vicieuze cirkel.
Aangezien de Amerikaanse markten de Europese besparingen naar sectoren met een hoge productiviteit kanaliseren, wordt de kloof tussen onze economieën groter, wat de stroom van Europese besparingen naar de andere kant van de Atlantische Oceaan nog eens versterkt.
Hierdoor stagneert de productiviteit in het binnenland en neemt de afhankelijkheid van anderen toe.
Tot slot worden we nu geconfronteerd met een nieuwe vorm van kwetsbaarheid in alle grote economieën: de afhankelijkheden van belangrijke grondstoffen en technologieën worden ingezet als wapen.
Uit analyses van de ECB blijkt dat meer dan 80% van de grote bedrijven in het eurogebied niet meer dan drie intermediairs verwijderd is van een Chinese leverancier van zeldzame aardmetalen.[7] Recente aanbodschokken – bijvoorbeeld het tekort aan autochips – hebben laten zien hoe één kink in de kabel complete bedrijfstakken lam kan leggen.
Deze kwetsbaarheden leiden niet tot dramatische crises. In plaats daarvan hollen ze de groei langzaam uit, aangezien elke nieuwe schok ons naar een iets lager pad duwt.
Mettertijd telt het cumulatieve effect van deze ‘verloren groei en productiviteit’ aanzienlijk op.
Medio 2023 gingen medewerkers van de ECB ervan uit dat de economie halfweg 2025 cumulatief met 3,6% gegroeid zou zijn. In werkelijkheid bedroeg de groei slechts 2,3% – een vermindering die gelijkstaat aan een heel jaar groei in normale tijden, en de productiviteit deed het nog slechter.
Bronnen van veerkracht in de binnenlandse economie
Maar zelfs nu deze veranderende wereld onze kwetsbaarheden aan het licht heeft gebracht, toont 2025 de verborgen sterke punten van Europa. Onze ervaring dit jaar heeft laten zien dat een veerkrachtige binnenlandse economie kan dienen als Europa’s schild tegen wereldwijde turbulentie.
Drie bronnen van binnenlandse kracht hebben geholpen om de gevolgen van mondiale schokken op te vangen – onze mensen, ons potentieel en ons beleid.
Ten eerste onze mensen.
We hebben geprofiteerd van een buitengewoon sterke arbeidsmarkt – een arbeidsmarkt die opmerkelijk veerkrachtig is gebleven, ook al is de groei vertraagd.
Gewoonlijk groeit de werkgelegenheid ongeveer half zo snel als het reële bbp. Sinds het einde van de pandemie is die relatie in Europa echter bijna één op één.[8]
Deze kracht heeft een heilzame cirkel gecreëerd: stijgende werkgelegenheid heeft de consumptie ondersteund, wat de productie in de dienstensector overeind hield en nog weer meer banen opleverde – vooral in arbeidsintensieve sectoren.[9]
Ten tweede, ons potentieel.
Ondanks de gedachte dat Europa achterloopt op het gebied van AI, bewegen Europese bedrijven zich snel door de digitale transitie, waardoor investeringen beter bestand zijn tegen mondiale onzekerheid.
Hoewel de materiële investeringen de afgelopen twee jaar zijn gedaald als gevolg van de terugval in de verwerkende industrie, zijn de investeringen in immateriële activa sterk gestegen[10], waardoor de totale bedrijfsinvesteringen grotendeels stabiel zijn gebleven.
Bedrijven blijven investeren in AI en digitale infrastructuur, omdat deze voor elk bedrijf dat concurrerend wil blijven, niet langer facultatief zijn.
Ten derde, ons beleid.
Met name het begrotingsbeleid heeft een anticyclisch effect gehad: het heeft de economie ondersteund in plaats van de neergang te versterken, zoals we na de financiële crisis zagen.
De begrotingspakketten die nu ten uitvoer worden gelegd voor defensie en infrastructuur – vooral in Duitsland – komen op het juiste moment voor Europa en zullen een meetbaar effect hebben op de groei.
Medewerkers van de ECB schatten dat de hogere overheidsinvesteringen tussen nu en 2027 ongeveer een derde van de handelsschok zullen compenseren.[11]
Ook de ECB levert haar bijdrage door de prijzen stabiel te houden. We hebben de rente met 200 basispunten verlaagd vanaf het piekniveau, en dit komt steeds meer tot uiting in soepeler financieringsvoorwaarden, die de vraag ondersteunen.
We zullen ons beleid zo nodig verder aanpassen om ervoor te zorgen dat de inflatie op onze doelstelling blijft.
Samen zullen deze drie bronnen van veerkracht helpen om de groei in het eurogebied te verankeren. De binnenlandse vraag wordt de komende jaren de belangrijkste groeimotor.[12] En deze verschuiving zou ook moeten bijdragen tot de vermindering van het overschot op de lopende rekening van Europa, dat sinds de piek in 2018 al gehalveerd is.[13]
Het potentieel van de binnenlandse markt
Deze ervaring onderstreept de kracht van een schokbestendige binnenlandse economie, versterkt door open strategische autonomie. Maar het toont ook aan hoeveel potentieel Europa nog onbenut laat.
Ondanks meer dan 30 jaar gemeenschappelijke markt blijven de handelsbarrières binnen de EU op belangrijke gebieden vandaag te groot.
Uit een analyse van de ECB blijkt dat interne barrières in de diensten- en goederenmarkten gelijkstaan aan tarieven van respectievelijk ongeveer 100% en 65%.[14] We mogen natuurlijk niet verwachten dat deze barrières volledig verdwijnen – niet alle producten zijn even goed verhandelbaar en nationale voorkeuren zullen altijd een rol spelen. Beleid kan bepaalde fricties verminderen, maar kan deze niet volledig wegnemen.[15]
Maar we mogen twee dingen wel verwachten.
Ten eerste dat de barrières laag genoeg zijn voor de sectoren die de toekomstige groei zullen vormgeven, zodat ze kunnen opereren in een echte Europese markt.
Dit is duidelijk niet het geval voor digitale diensten, die de drijvende kracht zullen zijn achter toekomstige innovatie, en voor kapitaalmarkten, die deze innovatie moeten financieren.
Ten tweede mogen we verwachten dat deelnemen aan de gemeenschappelijke markt een duidelijk voordeel biedt tegenover niet deelnemen – met andere woorden, dat de interne barrières lager zijn dan externe.
Maar ook dat is momenteel niet het geval voor diensten: de barrières voor grensoverschrijdende handel binnen Europa zijn de afgelopen twintig jaar niet sneller afgenomen dan die voor internationale bedrijven die hier actief willen zijn.
Dit verklaart mede waarom, hoewel diensten nu goed zijn voor driekwart van de Europese economie, de handel in diensten binnen de EU slechts ongeveer een zesde van het bbp uitmaakt – ongeveer hetzelfde als onze handel in diensten met de rest van de wereld.
Dat is een enorme verspilling van potentieel, zeker nu we meer op onszelf moeten vertrouwen dan op anderen. Het belangrijkste punt is dat het realiseren van deze voordelen geen radicale verandering vereist.
Uit onze analyse blijkt dat als alle EU-landen hun barrières alleen al zouden verlagen tot hetzelfde niveau als Nederland, de interne barrières zouden kunnen afnemen met ongeveer 8 procentpunt voor goederen en met 9 procentpunt voor diensten.[16]
Als we slechts een vierde daarvan zouden realiseren, zou dit de interne handel genoeg stimuleren om het effect van de Amerikaanse invoerheffingen op de groei volledig te compenseren.[17]
De vraag die we nu moeten stellen is: waarom zetten we deze stappen niet?
Naar een nieuwe governance
Het antwoord ligt in governance.
Volledig harmoniseren van nationale wetten en regels is niet realistisch en zelfs niet altijd noodzakelijk. Maar we missen effectieve instrumenten om barrières te doorbreken op gebieden waar vooruitgang het meest van belang is.
Ik ben van mening dat drie stappen ons kunnen helpen vooruit te komen.
De eerste is om de wederzijdse erkenning nieuw leven in te blazen – de motor achter de liberalisering van de gemeenschappelijke markt in de jaren tachtig van de vorige eeuw.
Wederzijdse erkenning betekent dat als goederen of diensten rechtmatig in een lidstaat worden aangeboden, ze vrij moeten kunnen circuleren binnen de EU zonder aan de regels van elk ander land te moeten voldoen.
In de EU bestaat bijvoorbeeld een systeem van automatische erkenning van beroepskwalificaties voor een aantal sectorale beroepen.
Een dergelijke wederzijdse erkenning zien we ook in de financiële diensten. Vandaag kunnen banken een beroep doen op een paspoortsysteem: met één vergunning van de ECB kunnen ze overal in Europa diensten aanbieden. Maar ze worden nog steeds geconfronteerd met verschillende regels in fundamentele onderdelen van het kader waarbinnen ze werken. De voltooiing van de bankenunie en de verdieping van onze kapitaalmarkten zou een doorbraak zijn die ons traject naar een echt geïntegreerde binnenlandse markt versnelt.
Dezelfde redenering is van toepassing op de digitale economie. Net zoals bij het paspoortsysteem in het bankwezen, zou de wederzijdse erkenning van digitale identiteiten, vertrouwensdiensten en andere beveiligingsgegevens de interoperabiliteit drastisch verbeteren en een einde maken aan verborgen kosten die de groei van de Europese digitale markten vertragen.
De tweede stap is het stroomlijnen van de besluitvorming – door de besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid uit te breiden naar de gebieden waarvan de toekomstige groei van Europa afhankelijk is.
Hoewel dit type besluitvorming tot nu toe een drijvende kracht achter de integratie is geweest, heeft het nu grotendeels zijn grenzen bereikt. Op verschillende kritieke gebieden verhindert de nog altijd vereiste unanimiteit in de Europese Raad een betekenisvolle vooruitgang naar de voltooiing van de gemeenschappelijke markt.
Belastingen zijn het duidelijkste voorbeeld. Hervormingen zoals de harmonisatie van de btw-regels of de vaststelling van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting blijven botsen op nationale veto’s, waardoor bedrijven zich een weg moeten banen door een doolhof van gefragmenteerde belastingstelsels.
Deze versnippering is met name schadelijk in een wereld van digitale bedrijfsmodellen en immateriële activa, waarin het belastingbeleid niet alleen binnen nationale grenzen kan worden gevoerd.
Zo moet een digitaal platform dat overal in Europa cloud- of softwarediensten aanbiedt momenteel voldoen aan 27 verschillende btw-systemen, elk met een eigen definitie van waardecreatie voor belastingdoeleinden.
Deze complexiteit speelt in het voordeel van grote Amerikaanse bedrijven die de bijkomende kosten kunnen opvangen – precies het tegenovergestelde van wat Europa nodig heeft als het zijn eigen digitale kampioenen wil koesteren.
Overstappen naar besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid door zo nodig gebruik te maken van de overbruggingsclausule – die de Europese Raad in staat stelt op bepaalde gebieden te beslissen met een meerderheid van stemmen in plaats van eenparigheid, zonder de Verdragen te wijzigen – kan deze impasse helpen te doorbreken.
De derde stap is radicaler te werk te gaan bij de vereenvoudiging, en ik bedoel niet simpelweg het bijschaven van regels via de omnibuspakketten.
De snelste manier om echte vereenvoudiging te bereiken is niet door bestaande regels in te trekken, maar door nieuwe ‘28e regelingen’ in te voeren: facultatieve EU-regels die naast en niet in de plaats komen van het nationale recht.
Deze regels zouden bedrijven in staat stellen op specifieke gebieden voor één Europees rulebook te kiezen, zonder dat volledige harmonisatie in alle lidstaten vereist is.
Een eerste kandidaat hiervoor is het vennootschapsrecht[18], zoals voorgesteld in de verslagen van Letta en Draghi.
Een Europese regeling voor het vennootschapsrecht zou het voor bedrijven – met name start-ups en scale-ups – gemakkelijker maken om over de grenzen heen te opereren en zou de complexiteit van 27 verschillende nationale stelsels verminderen.
Deze aanpak heeft eerder gewerkt. Het Uniemerk (1993) en het Gemeenschapsmodel (2001) waren allebei 28e regelingen met facultatieve EU-brede intellectuele-eigendomstitels naast nationale rechten. Ze hebben beide op grote schaal invoering gevonden, met name door ondernemingen die op meerdere markten actief zijn.
Dit succes laat zien hoe een facultatieve EU-regeling versnippering kan verminderen en zelfs tot een gezonde concurrentie tussen systemen kan leiden: als bedrijven kiezen voor de EU-regels, ervaren nationale overheden druk om zich aan te passen.
De Europese Commissie is van plan een voorstel voor een 28e regeling te presenteren als onderdeel van haar vernieuwde ambitie om duidelijke termijnen vast te stellen voor het wegnemen van barrières die zijn vastgesteld in de routekaart voor de eengemaakte markt 2028. Maar de vooruitgang zal afhangen van de politieke wil.
De eerste stap kan bescheiden zijn – zoals het creëren van een digitale bedrijfsidentiteit, waarmee bedrijven één vertrouwd profiel krijgen om zich online te registreren en zaken te doen in de hele EU – maar kan een krachtig precedent scheppen voor bredere hervormingen.
Als we dat voor elkaar krijgen, kunnen bedrijven die op basis van echt Europese regimes kunnen groeien, ook gemakkelijker toegang krijgen tot pan-Europese financiering, wat onze omvangrijke besparingen naar productieve investeringen kan kanaliseren.
De voltooiing van de gemeenschappelijke markt – in de reële economie en in financiën – is daarom ook een zichzelf versterkend project dat Europa beter in staat stelt om te concurreren en in de toekomst te investeren.
Conclusie
De wereld zal niet vertragen voor Europa, maar we kunnen beslissen hoe we vooruit willen.
Als we van onze markt een echt gemeenschappelijke markt maken, zal de groei van Europa niet langer afhangen van de beslissingen van anderen, maar van onze eigen keuzes.
Dit was mijn boodschap zes jaar geleden. Vandaag de dag is die boodschap alleen maar dringender geworden.
Nog eens zes jaar van stilstand – en verloren groei – zou niet alleen teleurstellend zijn. Het zou onverantwoordelijk zijn.
Maar de ervaring van dit jaar zou ons ook vertrouwen moeten geven.
Die heeft aangetoond dat onze economie over echte krachtbronnen beschikt en dat we die kunnen versterken als we in actie komen.
De stappen die we moeten zetten, liggen niet buiten ons bereik.
We hebben geen nieuwe verdragen nodig en ook geen radicale hervorming van onze Unie, maar alleen de politieke wil om de instrumenten te gebruiken waarover we al beschikken.
Als we die wil kunnen opbrengen, kan Europa zich ontwikkelen van alleen maar veerkrachtig naar werkelijk sterk.
Lagarde, C. (2019), The future of the euro area economy, toespraak tijdens het Frankfurt European Banking Congress, Frankfurt am Main, 22 november.
Het aandeel van de buitenlandse handel in het bbp steeg van 26% tot 43% in de EU, terwijl dit in de Verenigde Staten steeg van 23% tot slechts 26%.
Naar landen buiten de EU.
Rueda-Cantuche, J.M., Piñero, P. en Kutlina-Dimitrova, Z. (2021), EU Exports to the World: Effects on Employment, Publicatiebureau van de Europese Unie, Luxemburg.
Zie voetnoot 12 voor meer informatie.
ECB (2025), Driemaandelijkse betalingsbalans en internationale investeringspositie van het eurogebied:
vierde kwartaal van 2024, statistische publicatie, 4 april.Banin, M., D’Agostino, M., Gunnella, V. en Lebastard, L. (2025), How vulnerable is the euro area to restrictions on Chinese rare earth exports?, Economisch Bulletin, Nummer 6, ECB.
Tussen eind 2021 en medio 2025 bedroeg de cumulatieve werkgelegenheidsgroei 4,1% – een stijging met 6,3 miljoen werkenden – terwijl het reële bbp 4,3% steeg. Zie Lagarde, C. (2025), Beyond hysteresis: resilience in Europe’s labour market, openingswoorden voor de paneldiscussie bij het jaarlijkse Economic Policy Symposium ‘The policy implications of labour market transition,’ georganiseerd door de Federal Reserve Bank of Kansas City, Jackson Hole, 23 augustus.
Anderton, R., Aranki, T., Bonthuis, B. en Jarvis, V. (2014), Disaggregating Okun's law: decomposing the impact of the expenditure components of GDP on euro area unemployment, Working Paper Series, Nr 1747, ECB, december.
Exclusief volatiele Ierse activa
Lagarde, C. (2025), Trade wars and central banks: lessons from 2025, toespraak tijdens de vierde International Monetary Policy Conference van Suomen Pankki, Helsinki, 30 september.
Medewerkers van de ECB verwachten dat de binnenlandse vraag tussen het tweede kwartaal van 2025 en het vierde kwartaal van 2027 in totaal voor 3,1 procentpunt zal bijdragen aan de groei, terwijl de uitvoer naar verwachting een negatieve bijdrage van ‑0,6 procentpunt zal leveren. Zie ECB (2025) Door medewerkers van de ECB samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, september.
Lagarde, C. (2025), Opening remarks, toespraak bij de paneldiscussie over de mondiale economische vooruitzichten tijdens het 40e Annual G30 International Banking Seminar, Washington DC, 18 oktober.
Bernasconi R., Cordemans N., Gunnella V., Pongetti G. en Quaglietti L. (2025), ‘What is the untapped potential of the EU Single Market?’, Economisch Bulletin, Nummer 8, ECB (nog te verschijnen). Deze ‘tariefequivalenten’ moeten worden opgevat als maatstaven van geraamde handelsfricties in plaats van daadwerkelijke, door het beleid opgelegde heffingen. Ze geven een combinatie van beleidsgerelateerde belemmeringen en structurele of culturele factoren weer – zoals consumentenvoorkeuren en verschillende smaken – die niet direct via beleid alleen kunnen worden aangepakt
Head, K. en Mayer, T. (2025), No, the EU does not impose a 45% tariff on itself, VoxEU column, Centre for Economic Policy Research, 13 november.
Bernasconi, R. et al (2025), op. cit.
Volgens simulaties van de ECB zou deze vermindering van de barrières de handel binnen de EU met ongeveer 3% doen toenemen. Dit zou de daling van de bbp-groei met 0,7 procentpunt tussen 2025 en 2027 als gevolg van Amerikaanse tarieven en de daarmee samenhangende onzekerheid compenseren.
Tot dusver waren de meeste juridische hervormingen voor een beter ondernemingsklimaat gebaseerd op zachte coördinatie, vrijwillige normen of beperkte harmonisatierichtlijnen. Die aanpak heeft te maken met nationale gevoeligheden op bepaalde gebieden (bijv. vennootschapsrecht, belastingen, arbeidsrecht). Eerdere pogingen tot zachte convergentie hebben echter slechts tot bescheiden resultaten geleid.
Europese Centrale Bank
Directoraat-generaal Communicatie
- Sonnemannstrasse 20
- 60314 Frankfurt am Main, Duitsland
- +49 69 1344 7455
- media@ecb.europa.eu
Reproductie is alleen toegestaan met bronvermelding.
Contactpersonen voor de media